Jaarconcert 16-11-2008

AMTG, jaarconcert 2008, een nieuw geluid in de Muiderkerk

Op zondag 16 november 2008 gingen we met een wat vreemd gevoel naar het jaarconcert van het AMTG. Hetzelfde orkest, dezelfde mooie zaal in de Muiderkerk, maar een andere dirigent. Martine Sikkenk heeft het stokje overgenomen van Carlo Malizia die 40 jaar het orkest gedirigeerd heeft. Dirigent en orkest zijn in die jaren samengegroeid tot een strakke eenheid met een nauwgezette, spanningsvolle no-nonsense benadering van de muziek met veel nadruk op modern en dus minder toegankelijk repertoire: goed voor een vaste plek in de ereklasse van het Nederlands Verbond van Mandoline Orkesten. Rijke jaren die een schat aan mooie uitvoeringen opgeleverd hebben. Plus veel nieuwe composities en arrangementen die het nog steeds goed op het orkestpodia doen. En nu sinds 9 maanden dus een nieuwe dirigent met een andere manier van “zwaaien”, een ander temperament en een voorliefde voor een wat lossere manier van spelen en ander repertoire. Veel veranderingen. Hoe zou dat uitpakken? We waren benieuwd en tegelijk ook wat gespannen.

Het concert opende met “Canzona und Fantasie” van M. Wengler, een moderne componist die zich had laten inspireren door oude luitmuziek. Vervolgens klonk de Balletmuziek uit Don Juan van Chr. W. Glück in de bewerking van Marga Wilden-Hüsgen (bij wie Martine als uitvoerend musicus afgestudeerd is). Beide stukken goed lopend, mooi gespeeld, maar toch nog wat onwennig klinkend. Bij het derde stuk begon het orkest de wind in de zeilen te krijgen: het “Concerto D-moll voor hobo en mandoline-orkest” van Konrad Wölki klonk goed, mooi samenspel van dirigent, soliste (Marjolein Koning) en orkest, zeker geen klinische uitvoering. Toen twee warm gespeelde stukken van Carlo Malizia, “Semper d'Accordo” en een mooi gearrangeerd “Tulpen uit Amsterdam”. Met als verrassing tijdens de pauze het draaiorgel van Perlée met Amsterdamse liedjes. Een leuk en stemmingsverhogend intermezzo, dat goed benadrukte dat het orkest een stevig in Amsterdam gewortelde traditie heeft.

Na de pauze leken dirigent en orkest elkaar heel goed gevonden te hebben. Dat leverde bij tijden bezield en soms zelfs bevlogen spel op. De nadruk lag op “volksmuziek”, met schwung gespeeld. Warm en mooi geaccentueerd spel in eigenlijk alle stukken. Achtereenvolgens klonken “Tiperatatupeti” van C. Mandocino (geestige variaties op Kabouter Spillebeen), de “Folk Music”van Inge Kälberer met daarin een Ragtime, Hornpipe, Milonga, Springtanz en Schwebetanz, het bekende “Jamaica” van Ludwig Helten, het “Carnavale di Venezia” (“mijn hoed die heeft drie hoeken”) getoonzet door Carlo Munier en voor orkest bewerkt door Martine zelf. En tot slot het zonnig dansende “Capullitio de Aleli” van R. Hernández in de bewerking van Daniëlle de Rover die haar Zuidamerikaanse touch ontwikkeld heeft bij Julian B. Coco. Groot applaus van de ruim 200 aanwezigen. Als toegift “Tonight” uit de West Side Story van Bernstein met mooi donker aangezette baspartijen. Een welgemeende ovatie en zelfs een “Bravo!” uit de zaal. En opluchting bij ons.

Het orkest lijkt een wat lichtere klank gekregen te hebben, is losser gaan spelen, lijkt een andere swing te gaan vinden zonder in te boeten aan oude klankkwaliteit. Hier en daar nog wat tastend. De repertoirekeuze voor dit concert was wat lichter dan we gewend waren, wat minder serieuze stukken dan bij Carlo. Orkest en dirigent lijken plezier in elkaar te hebben. Een groeiproces waarvan we ook bij het meer serieuze werk hoge verwachtingen koesteren, zeker als je terugkijkt op de mooie momenten die we nu al mochten beleven. Veel succes!

Peter Wiesenekker